dinsdag 4 oktober 2016

Martinus Nijhoff

 
 
 

De wolken

 
Ik droeg nog kleine kleeren, en ik lag
Lang-uit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven boven ons voorbij
En moeder vroeg wat 'k in de wolken zag.
 
En ik riep: Scandinavië, en: eenden,
Daar gaat een dame, schapen met een herder -
De wond'ren werden woord en dreven verder,
Maar 'k zag dat moeder met een glimlach weende.
 
Toen kwam de tijd dat 'k niet naar boven keek,
Ofschoon de hemel vol van wolken hing,
Ik greep niet naar de vlucht van 't vreemde ding
Dat met zijn schaduw langs mijn leven streek.
 
- Nu ligt mijn jongen naast mij in de heide
En wijst me wat hij in de wolken ziet,
Nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet
De verre wolken waarom moeder schreide -
 
 
 
Nijhoff
 

maandag 12 september 2016

Kees 't Hart

KLEINE HOOGSTRAAT

Er zat wel eens bloed tegen de buitenmuur
Op de kleine parkeerplaats staken twee jongens in 1992
Het dak van de eend aan flarden
Eigen schuld dacht ik

Naast ons brak twee keer brand uit
En iets verderop richtte Henk rare etalages in
Tegenover ons neukten ze bij de Carmina Burana
Veel kwaad kon dat niet

We maakten ook wel eens lawaai, maar bloed, dat niet.
Heel hard Living Doll zingen om vier uur 's nachts
Het bier en de whisky is op jongens
Nou dan gaan we weer

Sociopaten waren er niet erg veel bij ons in de straat
Misschien iets verderop richting Grote Kerkstraat
Daar had je het Friese Schrijvershuis
Daar schreeuwden ze de hele dag

En vaak voetstappen 's nachts en liederlijk geschreeuw
Godverdomme, hier kun je niet gaan staan kotsen
Wat nou, boerenlul, waarom dan niet
Wij wisten het ook niet

En dan die vogels 's ochtends om een uur of zes
Allemaal tegelijk aan het kwetteren en kraaien
Hou je bek stelletje rukkers
We kunnen niet slapen

Van de Ier naar huis was een meter of vijftien
Dat brachten we meestal nog op al was het zwaar
Toch even onderweg pissen hier kan het wel
Veel maakte het niet uit



Kees 't Hart, uit: Ik weet nu alles weer, 2008

woensdag 31 augustus 2016

Willem Jan Otten

Odysseus 1

Welkom in de zaal van jaloezie.
Er laait een vuur. Er hangt
een niet te buigen boog. Honden
leggen tongen naast hun mond.
Haal diep adem en ga dáár staan
waar Penelope zou zijn verschenen
(uit het niets waar schoonheid
altijd uit verschijnt), en vang
de flits waarin je haar nog bent,
incasseer de blikken van de vrijers,
één voor één. Hun oogwit blikkert
als het jouwe zoals dat blikkerde
toen jij daar lag, likkend aan
haar laatste glimp als aan de rand
van een tequilaglas. Oppervlak
was zij, fantoom in tegenlicht.
De rest heet: de finale van het epos.
Roei je evenbeelden uit, en eis haar op.
Jij bent haar wederhelft,
Rond nu dus af haar tergende gewacht.



Willem Jan Otten
Uit: Eerdere gedichten,
Van Oorschot, Amsterdam, 2000

vrijdag 17 juni 2016

week zoveel: Bomans en Slauerhoff

Spleen
 
Laag hangt een groot en toch gering verdriet.
Het leven is wel mooi en ook wel leelijk.
Men kan elkaar liefhebben en ook niet.
'k Neem wat ik vind en wat ik heb, dat deel ik.
 
't Beteekent niets. Noem 't regen op de wegen,
 Seconde' in 't uur of dagen in de maand.
 Waarom ga je niet dood? Daar is niets tegen.
 Een stem, nooit zwijgend, steeds om stilte maant.
 
Ik wil wel geven, ik wil ook wel nemen,
Maar ik verlang te veel en ben niets waard.
De last van steeds aanzwellende problemen
Drukt mij en licht mij op, leeg en bezwaard.
 
Milde, meedoogenlooze Parcen, schikt me in de
Zinlooze weefsels... Ik kan niet kiezen.
'k Heb niets dan angst. Kan ik mij ooit verliezen,
Blijf ik onsterflijk, steeds stikkende?
 
 
 
Slauerhoff
 
 
Spleen
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemelijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen.
 
 
 
Godfried Bomans
 

vrijdag 3 juni 2016

week 23: Gerard Kornelis van het Reve

God is Liefde


Met zijn foto in mijn vrije hand
schiet ik mijn Zaad in de richting van de eeuwigheid,
waar Stu Sutcliffe, zo jong tot heerlijk heid bevorderd,
door God, van geilheid door het dolle heen,
in ploegenstelsel wordt genaaid.
Hoezeer schiet ik tekort: Gij hebt Uw lichtjaar,
ik mijn centimeter.
Met achttien haal je de twee meter wel, of meer,
maar ieder volgend jaar neemt dat zelfs af.

Gij ziet mij, maar lacht mij niet uit.
Omdat Gij Liefde zijt, hebt Gij het weer eens goedgemaakt,
en ditmaal eerlijk toegegeven dat het niet mijn schuld was.
Mijn Zoon, mijn Lam, ik houd zo vreselijk veel van U.


vrijdag 27 mei 2016

week 21: Tomas Tranströmer, Bernlef

ALLEGRO
 
Ik speel Haydn na een zwarte dag
en voel een simpele warmte in mijn handen.
 
De toetsen zijn willig. Milde hamers slaan.
De klank is groen, levendig, kalm.
 
De klank zegt dat vrijheid bestaat
en dat iemand de keizer geen belasting betaalt.
 
Ik steek mijn handen diep in mijn haydnzakken
en doe als iemand die de wereld in alle rust beschouwt.
 
Ik hijs de haydnvlag – dat betekent:
‘Wij geven ons niet over. Maar willen vrede.’
 
De muziek is een glazen huis op de helling
waar stenen rondvliegen, stenen rollen.
 
En de stenen rollen er dwars doorheen
maar iedere ruit blijft heel.
 
 
 
Tomas Tranströmer, vertaald door Bernlef

vrijdag 20 mei 2016

week 20: Kira Wuck


Finse meisjes zeggen zelden gedag
maar zijn niet verlegen of arrogant
je hebt alleen een beitel nodig om dichtbij te komen
ze bestellen bier voor zichzelf
reizen de hele wereld af
terwijl hun mannen thuis wachten
als ze boos zijn sturen ze je een rotte zalm

Overwinteren doen ze op een bank onder de sneeuw
als het lente wordt laten ze zich vollopen
om de laag beschaving van hun huid te krabben
ze hangen rond in bushokjes
en soms naakt in een meer

In de nachtbus zetten ze hun tanden in de rubberen stoelleuning
als ze niet in slaap gevallen zijn

 

 

 

 
Kira Wuck, uit: Finse meisjes, 2012