donderdag 19 november 2015

week 47 Leo Vroman

Vrede

 
Komt een duif van honderd pond,
een olijfboom in zijn klauwen,
bij mijn oren met zijn mond
vol van koren zoete vrouwen,
vol van kirrende verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaalt ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

Sinds ik mij zo onverwacht
in een taxi had gestort
dat ik in de nacht een gat
naliet dat steeds groter wordt,
sinds mijn zacht betraande schat,
droogte blozend van ellende
staan bleef, zo bleef stilstaan dat
keisteen ketste in haar lenden,
ben ik te dicht en droog van vel
om uit te zweten in gebeden,
kreukels knijpend evenwel,
en ‘vrede’ knarsend, ‘vrede, vrede'.

Liefde is een stinkend wonder
van onthoofde wulpsigheden
als ik voort moet leven zonder
vrede, godverdomme, vrede;
want het scheurende geluid
waar ik van mijn lief mee scheidde
schrikt mij nu het bed nog uit
waar wij soms in dromen beiden
dat de oorlog van weleer
wederkeert op vilte voeten,
dat we, eigenlijk al niet meer
kunnend alles, toch weer moeten
liggen rennen en daarnaast
gillen in elkanders oren,
zo wanhopig dat wij haast
dromen ons te kunnen horen.

Mag ik niet vloeken als het vuur
van een stad, sinds lang herbouwd,
voortrolt uit een kamermuur,
rondlaait en mij wakker houdt?
Doch het versgebraden kind,
vuurwerk wordend, is het niet
wat ik vreselijk, vreselijk vind:
het is de eeuw dat niets geschiedt,
nadat eensklaps, midden door een huis,
een toren is komen te staan van vuil,
lang vergeten keldermodder,
snel onbruikbaar wordend huisraad,
bloedrode vlammen en vlammend
rood bloed, de lucht eromheen behangen
met levende delen van dode doch
aardige mensen, de eeuwlange stilte voor-
dat het verbaasde kind in deze zuil
gewurgd wordt en reeds de armpjes opheft.

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

 

Leo Vroman

dinsdag 3 november 2015

week 45 Van het Reve

GRAF TE BLAUWHUIS

                                                          voor buurvrouw H.,te G.

Hij rende weg, maar ontkwam niet,
en werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud.
Een strijdbaar opschrift roept van alles,
maar uit het bruin geëmaljeerd portret
kijkt een bedrukt en stil gezicht.
Een kind nog. Dag lieve jongen.

Gij, die Koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er
                 eens om,
Gij weet waarom het is, ik niet.
Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?




Gerard Kornelis van het Reve
uit: Nader tot U, 1968.

dinsdag 27 oktober 2015

week 43 Campert

AAN DE POEZIE

Wil je me verlaten, poëzie
om halfvier in de middag
in de Rue du Four
als boven me de lucht zich sluit
in zwart geweld
als een straathoek tegen me opbotst
en ik kan de mensen niet meer tellen

wel, dat zal je nog niet lukken
ik houd me vast aan de paal van bus 39
en besluit in een duizelend moment
dat ik niet accepteer
dat je je van mij wilt losrukken
als een vrouw van haar oude minnaar
die geen rechten meer heeft

later in het parkje bij Sèvres-Babylone
waar een draaimolen kreunend zijn walsje draait
waar onder de bomen die zwarte meneer zit
met zijn grijze stoppelbaard en kartonnen koffer
en die voltallige familie die nergens kan slapen
en het Amerikaanse meisje
dat 's avonds naar het concert gaat
met die aardige jongen die ze ontmoette
en die haar voorlas uit Prévert
ben je weer aanwezig

vrienden voor altijd
vergeet dat niet
sterven is geen excuus






Remco Campert
uit: Nieuwe herinneringen, 2007

donderdag 24 september 2015

week 40 Barnas

Minderende man

Hij zegt dat ik te veel boeken heb.
Ze passen niet in ons nieuwe huis. Wie heeft er nog papier
in deze tijd en moet je alles wat je leest bewaren?

De ruimte tussen de minderende man en mij
wordt massief terwijl ik verspringende ruggen probeer
te lezen als partituur. Kun je geen opslagruimte huren?

Ik ben uit de boeken voortgekomen en de boeken
bestaan uit mij begint het klein in mij te dreinen.
De man trekt zich terug in de tussentijd

die op ons leven lijkt. Ik neem gestaag toe
en dat ik soms boeken ben verzwijg ik. Het gewicht
van geheimen vertraagt. Hij beschermt zijn gezicht

voor een vlaag boeken. Ze komen op me af
zegt hij. Dat moet je niet persoonlijk nemen.


Maria Barnas
uit: Jaja de oerknal, 2013

vrijdag 18 september 2015

week 39 Vondel


    Waar werd oprechter trouw
Dan tussen man en vrouw
Ter wereld ooit gevonden?
Twee zielen gloênde aaneengesmeed,
Of vast geschakeld en verbonden
In lief en leed.

De band, die 't harte bindt
Der moeder aan het kind,
Gebaard met wee en smarte,
Aan hare borst met melk gevoed,
Zo lang gedragen onder 't harte,
Verbindt het bloed.

Noch sterker bindt de band
Van 't paar, door hand aan hand
Verknocht, om niet te scheiden,
Nadat ze jaren lang gepaard
Een kuis en vreedzaam leven leidden,
Gelijk van aard.

Daar zo de liefde viel,
Smolt liefde ziel met ziel
En hart met hart te gader.
De liefde is sterker dan de dood.
Geen liefde koomt Gods liefde nader,
Noch schijnt zo groot.

fragment uit De Gijsbrecht van Aemstel (1637), slot van het 4e bedrijf
Joost van den Vondel 1587-1679

maandag 14 september 2015

week 38 Zwagerman



Wat meer dan liefde is en minder dan de dood
is de warme dood waar ik niet bang voor ben,
dat is het doodgaan door te leven met een vrouw.
Dat ik mocht niet-bestaan dat kwam door jou.
In mij is die dood verdreven door de onmogelijkheid
opnieuw met jou te leven. Hoogstens ben ik ziek
en schrijf ik om de ziekte naam te geven. Hoe
hopeloos dit is, het brengt je niet terug naar mij.
Wat blijft is de ziekte, de ziekte die heet jij.




Joost Zwagerman

vrijdag 4 september 2015

week 37 De Coninck



Je truitjes en je witte en rode
sjaals en je kousen en je slipjes
(met liefde gemaakt, zei de reclame)
en je brassières (er steekt poëzie in
die dingen, vooral als jij ze draagt)-
ze slingeren rond in dit gedicht
als op je kamer.

Kom er maar in, lezer, maak het je
gemakkelijk, struikel niet over de
zinsbouw en over de uitgeschopte schoenen, gaat u zitten.

(Intussen zoenen wij even in deze
zin tussen haakjes, zo ziet de lezer
ons niet.) Hoe vindt u het,
dit is een raam om naar de werkelijkheid
te kijken, alles wat u daar ziet
bestaat. Is het niet allemaal
als in een gedicht?



Herman de Coninck

zondag 23 augustus 2015

week 36 Wieg



nachtrust 


Ik werd gewekt deze morgen
door hanengekraai, pas gevallen sneeuw.
Wij leven licht, maar dit is een slechte eeuw,
in de fabrieken branden verborgen

systemen. En God is triest, Zijn wolken
drijven bijeen deze morgen, een ogenblik
zeg je en neemt je liefde op, alsof vertolken
van haar het enige kan zijn. Een ogenblik

zeg je en de middag is al geweest
achter ons huis. We ruimen de tafel af,
het laatste licht heeft voor je gedanst; je beeft
tenslotte. Onze nachtrust komt van onschatbaar veraf.


Rogi Wieg
uit: Roze brieven, 1989.